BK'k - poppen en mensen 
dinsdag, september 5, 2006, 12:22 PM
LOGBOEK BANKOUNG K'AEK

Verslag van een voortgaand onderzoek naar de grenzen tussen verbeelding en realiteit,
tijdens de ontwikkeling van de film Bankoung K'aek (het kraaienest)



Twee jaar geleden vond ik een Cambodjaans kookboek, dat was geschreven opdat bepaalde gerechten niet uit het collectieve geheugen zouden verdwijnen. Wat is dat voor land, dacht ik, waar gerechten kunnen verdwijnen? De chef, Nyep, was gevlucht voor het moorddadige regime van de Rode Khmer. Toen begon ik getuigenissen te lezen van slachtoffers. Zo gruwelijk dat ze slechts beschreven kunnen worden met een sprookje.

-Citaat uit de projectbeschrijving van N’Yam Bai (het eten van rijst)


In 2004 ging ik voor het eerst op onderzoeksreis naar Cambodja. Het Terschellings Oerolfestival had mij de opdracht gegeven dat jaar een theatervoorstelling over dit gegeven te maken. De reis was schokkend. Ik probeerde me met met een geëngageerde afstand op te stellen. Het houden van afstand heb ik als zeer moeilijk ervaren mede omdat ik als vanzelfsprekend werd opgenomen in het leven van een aantal kunstenaars. Ik kwam terug met een koffer vol getuigenverslagen.


Theater en film

Het Cambodja-project bestaat voor Jonge Sla Produkties inmiddels uit twee takken: de theatervoorstelling N’Yam Bai (het eten van rijst) en de film Bankoung K’aek (het kraaienest).
Beide maken gebruik van getuigenverslagen en beide vervloeien in een gruwelijke sprookjeswereld. Inmiddels zijn de voorstellingen afgerond en komt de film in de afwerkingsfase.

De zoektocht naar de grenzen tussen verbeelding en realiteit en tussen theater en film is een wezenlijk onderdeel van het onderzoek en ontwikkelingstraject van de film Bankoung K’aek (het kraaienest). Daarom wil ik mijn voortgangsverslag van de film inleiden met een verslag van het artistiek traject de theatervoorstelling N’Yam Bai (het eten van rijst. Deze verslag bevat achtergronden die voor de uiteindelijke kijker naar de film overbodig zijn maar interessant voor hen die belangstelling hebben voor de context van het artistieke proces.

Wat volgt is een verslag van de theatervoorstelling, een verslag van de filmopnames in Cambodja en de experimenten met film en poppenspel.





N’Yam Bai (het eten van rijst)
-theatervoorstelling-


Juni 2004, de Griene Pollen, Terschelling,
bij zonsop- en ondergang
ism het Terschellings Oerolfestival

Augustus 2005, Quarantainegebied, Rotterdam
bij zonsondergang, zondag bij zonsopgang
ism Productiehuis Rotterdam van de Rotterdamse Schouwburg


Op basis van de getuigenverslagen schreef ik, onder begeleiding van Josse de Pauw, een tekst met vier personages: een vrouw in gevangenschap, haar ondervrager, haar dochtertje dat door het land zwerft en een kok. Delen van de tekst waren letterlijk overgenomen uit de verslagen, delen waren gebaseerd op verhalen van mensen daar, en twee delen waren de bewerking van de Ramakirti, het klassieke schaduwspel zoals dat daar gespeeld wordt.

De voorstelling was een vertelling met schaduwspel, daarom werd de poppenspeler Rieks Swarte gevraagd mijn regie te begeleiden voor de voorstelling op het Oerol. Dat was een feest. Rieks was streng en humorvol en uiteindelijk tijdens de voorstelling tot tranen toe geroerd.

We speelden in een bamboe hut, een kopie van een traditioneel Cambodjaans geestenhuisje, dat voor elk huis op een paal staat ter verering van de doden. We speelden in een sprookjesachtige omgeving: in de verte stond een wit paard en alles wat je hoorde was het ruisen van de wind en de vogels bij de ochtendvoorstellingen. De spelers vertelden, schoten zo nu en dan in het personage en namen dan weer afstand om de gebeurtenissen met een zekere afstand te kunnen vertellen. Het was een continu balanceren tussen inleving en vertelling.

De publieksstroom naar de voorstelling kwam snel op gang, en ondanks de merkwaardige en lastige aanvangstijden en de zware thematiek zat onze bamboe hut vaak vol. Tijdens deze reeks kwamen er veel emotionele reacties los tijdens de voorstelling, mensen zeiden blij te zijn dat ze gekomen waren. Rieks Swarte vond het een wonderschone voorstelling geworden ‘of er een engel kwam overvliegen’, zei hij later.

Een jaar later stonden we in Rotterdam. Inmiddels was ik weer tweemaal naar Cambodja geweest en had ik de rituele dodenverering meegemaakt van de familie van het hoofdpersonage van de film: de blinde zanger Kong Nai. Mensen baden onder een afdak dat me deed denken aan ons eigen bamboe geestenhuis. Anders dan de sprookjesachtige sfeer op Terschelling was de werkelijkheid hard: tl licht, loeiende generatoren en alles was versterkt met microfoons. Voor de herneming in Rotterdam zocht ik naar een locatie die die hardheid meer zou benaderen. Deze locatie vond ik op het Quarantaine-eiland, aan de Maas. Langsronkende schepen, de golfslag die mee kon spelen met de voorstelling. We belichtten met tl, en ook de sfeer van de voorstelling was grimmiger.

Zowel de inmiddels herschreven teksten als de locatie en het gerijpte spel maakte me dankbaar dat dit project over twee jaar uitgesmeerd was geweest. Belangrijkste inhoudelijke verrijking van de herneming was de nadruk op de overlevering. De kok vertelde in de herneming hoe twee gerechten werden gemaakt en tegen beter weten in, hoe het meisje Mom ooit traditioneel zou trouwen. De rode khmer heeft deze overlevering proberen te stoppen wat tot een totaal versplinterde maatschappij heeft geleid.

Zowel in Nederland als in Cambodja -we hebben de registratie ondertiteld en opgestuurd naar daar- werd hartverwarmend gereageerd en ik kijk op de productie van N’Yam Bai (het eten van rijst) dan ook terug als zwaar maar bijzonder waardevol.





Bankoung K'aek (het kraaienest)

-productiefase van de film-

Onderzoek en voorbereiding

De productiefase van Bankoung K’aek (het kraaienest) werd voorafgegaan door een onderzoekstraject en het schrijven van een sprookje over mensen die werden veranderd in vogels, een poëtische verbeelding van de massaexecuties tijdens het bewind van de Rode Khmer, Cambodja ’75-‘78. Doel was de balans te vinden tussen abstractie en de concrete werkelijkheid. Ik wilde een schaduwsprookje afwisselen met documentaire beelden maar was nog enigszins zoekende naar deze exacte beelden en hun aandeel in het verhaal.

Ik had drie personages bereid gevonden mee te werken: een leraar Sanskriet die acht talen vergat om te overleven, een kok die tijdens de hongerjaren van het Pol Potregime watersoep kookte in de gaarkeuken van een werkkamp en een chapaispeler die het executieveld overleefde en hierover nu zingt.

Het sprookje, het filmscenario en mijn eerste schaduwanimaties ontwikkelde ik bij DasArts onder begeleiding van Fiona Tan en Chris Keulemans. We besloten een financiële bijdrage te vragen bij ‘onderzoek en ontwikkeling’ omdat het verwachte traject nauw aansluit bij de doelstellingen van dit fonds. Ook besloten we de richtlijnen van de commissie te volgen door eerst een bijdrage te vragen voor de opnames in Cambodja en op basis van dit materiaal een aanvraag te doen voor schaduwanimatie, montage en verdere afwerking van de film. Fiona Tan voorvoelde dat dit traject grillig kon worden, uit onze handen kon glippen en weer tot een geheel gebracht kon worden met montage en animatie. Daags voor mijn vertrek naar Cambodja zei ze me: ‘Houd er rekening mee dat van de drie personages er mogelijk twee of misschien zelfs maar een overblijft’.

Met Joop van Wijk bereidde ik de technische en financiële zijde van het filmen voor en ook hij drukte me op het hart vooral open te staan voor de situatie die ik in Cambodja zou aantreffen op het moment dat we daar waren. Samen met cameraman Toon de Zoeten en geluidsingenieur Maria Mok vertrok ik naar Phnom Penh. Daar werden we ondersteund door oud-correspondent Frits Mulder en enkele medewerkers van Fred Frumberg, voormalig adviseur van de UNESCO en oprichter van Amrita Performing Arts, een organisatie die zich richt op de ontwikkeling en het behoud van traditionele kunstvormen in Cambodja.


De politieke situatie in 2005

De politieke situatie in Cambodja was op het moment dat wij aankwamen instabiel. Omdat deze situatie ons werk sterk heeft beïnvloed, zal ik drie aspecten hiervan kort omschrijven.

Het recente verleden van oorlog en broedermoord heeft het land totaal versplinterd. De door de verenigde naties opgelegde berechting van oorlogsmisdadigers zorgde voor veel onrust. Traditioneel werden overwonnen krijgers ingelijfd in het leger van de nieuwe vorst en de eerste premier van Cambodja na de Pol Pot-periode, Hun Sen, deed hetzelfde. In de regering van Hun Sen, die nog altijd in het zadel zit, zitten oud-kaderleden van de Rode Khmer. Ook de koning steunde het regime en omdat de koning een goddelijke geest, alsmede held en vader van de natie is, ligt de berechting door een wereldlijke macht heel gevoelig.

Premier Hun Sen had de week voor onze aankomst een decreet uitgevaardigd dat het geestelijken verboden was zich te mengen in kunst (volksvermaak) en politiek. Monniken moesten zich alleen bezig houden met wetenschap en geloof. De leraar Sanskriet, Yim Dok, is een geestelijke. De schaduwpoppengroep waar ik enkele dagen mee zou werken, staat onder leiding van een monnik en huisde bovendien in de Wat Bo tempel in Siem Reap.

Tenslotte was de regering van Hun Sen demissionair maar kon door onenigheid tussen de verschillende partijen geen nieuw kabinet worden gevormd. Politieke moorden, omkopingsschandalen, verdwijningen en bedreigingen aan het adres van een ieder die kritiek zou kunnen hebben op de zittende regering, waren het gevolg. De Cambodjanen waarmee wij werkten waren bang. De sprookjes die ik geschreven had beschreef hun koning als een wezenloze sukkel. De sprookjes waren gevormd in een traditionele vertelstructuur en maakten gebruik van verwijzingen naar klassieke verhalen en mythologie. Men vond het moeilijk te geloven dat ze niet geschreven waren door een Cambodjaan die kritiek wilde uiten op de koning Sinahouk en de zittende regering.


Het sprookje ‘Bomen op de Maan’

‘Bomen op de Maan’ is de titel van drie in elkaar overlopende sprookjes rond een boze tovenaar die iedereen die nog iets wist van vroeger, in een vogel verandert. De vogels vlogen naar het Westen, naar het land van de doden. Het eerste sprookje gaat over een geleerde die niet meer sprak, maar toch veranderde in een vogel, het tweede sprookje ging over een kok die niet meer kookte, maar toch veranderde in een vogel, het derde sprookje ging over een zanger die niet meer zong, maar toch veranderde in een vogel. De boze tovenaar, een soort vogelman, had hun er alledrie erin geluisd. De sprookjes waren geënt op de verhalen van de drie hoofdpersonages van de film.


De opnames in Cambodja

Siem Reap is het artistieke, kosmologische en religieuze centrum van de Khmer-cultuur . Vlak buiten dit stadje liggen de Angkor tempels die de Cambodjanen zien als hun belangrijkste erfgoed en gebouwd werden in de hoogtijdagen van de Cambodjaanse geschiedenis tussen de negende en dertiende eeuw na Christus. In Siem Reap huist in de Wat Bo tempel, een poppenspelersgroep. De leider van de groep, Daravuth, was was zorgelijk over de inhoud van de sprookjes maar omdat we beiden in hetzelfde metier zaten, hij al had gehoord over onze schaduwvoorstelling op het Oerolfestival en hij ook wel in zag dat het onwaarschijnlijk was dat wij politieke motieven hadden, speelden ze de sprookjes in de stijl die daarvoor het meest geschikt was.

Menselijke verhalen mogen verteld worden met de Sbaek Touch , kleine leren schaduwpoppetjes die over het algemeen gebruikt worden voor komische intermezzo’s, om de regengeesten aan te roepen en bij bruiloften en begrafenissen. De grote poppen, Sbaek Thom , mogen alleen gebruikt worden voor verhalen uit de Reamker, de Khmer-versie van het Indiase Ramayana-epos die wordt gezien als deel van het Bhramaans en Boeddhistische erfgoed. De poppen komen overeen met de voorstellingen en personages die te zien zijn in de reliëfs van de Angkor tempels.

Een onschuldige vraag bracht ons weer terug in de politieke situatie van 2005. Ik vroeg Daravuth of hij ook poppetjes kon maken die verwezen naar recentere historie. Ik wist dat in Indonesië poppenmakers ook moderne figuurtjes gebruikten in hun spel. Ik vroeg of hij bijvoorbeeld ook auto’s, vliegtuigen of soldaatjes mocht maken en gebruiken in zijn spel. Hij vertelde me dat het traditionele poppenspel niet mocht refereren aan een actuele politieke situatie en dat de vormen van de poppetjes daarom vast lagen en verwezen naar de reliëfs van Angkor. De scheiding van kunst, religie, wetenschap lijkt in het huidige Cambodja een instrument om de politieke macht in het zadel te houden.

We vertrokken naar Phnom Penh, het politieke centrum van Cambodja waar de hoofdpersonages van onze film wonen. We waren heel benieuwd hen te ontmoeten, zeker in de context van de recente gebeurtenissen. De woorden van Fiona Tan bleken achteraf voorspellend. De leraar Sanskriet, Yim Dok, wilde niet meer praten over hoe hij acht talen vergat om te overleven, wilde alleen nog spreken over Sanskriet. Hij was bang. We volgden hem een dag, ontmoetten zijn leerlingen, monniken van de Sarawan Pagoda en volgden ook hun dagindeling. Toen we een afspraak wilde maken voor een vervolginterview bleek Yim Dok te zijn vertrokken naar het platteland (niemand wist precies waarheen) en had de leiding van de Pagoda de monniken verdere medewerking aan de buitenlandse filmers verboden. De kok bleek plotseling voor een hartoperatie zijn vertrokken naar Bangkok (niemand wist welk ziekenhuis). We hebben wel het traditionele koken kunnen filmen maar twee hoofdpersonages waren weg en daarmee hun politiek-historische context.

In een van de sloppenwijken van Phnom Penh woont Kong Nai. De straten hebben geen naam. Er wonen kunstenaars en dieven, zegt men. Kong Nai is een befaamde Chapaispeler in Cambodja, hij speelt een soort blues op een tweesnarige gitaar. De oorsprong van het instrument ligt besloten in Angkor Wat, zegt hij. Kong Nai is sinds zijn vierde blind, dat kwam door de pokken. In 1978 verloor hij zijn broer uit het oog en heeft sindsdien niets meer van hem gehoord. In een lied riep hij zijn broer op om hem te bezoeken in Phnom Penh. ‘Ik leef nog, ik woon in Phnom Penh. Later hoorde Kong Nai dat zijn broer, Kong Lene, zonder reden is gemarteld en geëxecuteerd. Hij zingt voor zijn dode broer, vraagt hem langs te komen. ‘Kom naar me toe, ik leef en woon in Phnom Penh.’

Er bleef veel tijd over om Kong Nai te volgen. Kong Nai vertelde ons veel over de verteltraditie in Cambodja. Over hoe hij overleefde. Chapai is een geïmproviseerde blues met een surrealistische, indirecte taal die niet gemakkelijk te plaatsen is. Een getalenteerde Chapaispeler kan zijn buurvrouw bezingen in een reeks van schuine en beledigende moppen, op een manier die het slachtoffer in kwestie een onplezierig en machteloos gevoel geeft. ‘Gaat dit over mij?’, zal de arme vrouw blijven denken.

Het bleek een poëzie die zelfs de Rode Khmer niet genoeg handgrepen gaf om hem te executeren. Over deze tijd zingt Kong Nai opvallend zakelijk en direct. Een nacht zong hij voor zijn leerlingen over de executie van zijn broer, zo minutieus en compact dat elk interview erbij verbleekte. Een moment later had ik het gevoel dat hij wat schuine moppen over mij tapte, maar zeker weten doe ik dat niet.

Mensen die vogels worden, het is een oude beeldspraak in Cambodja. Moeders zingen voor hun kinderen over kraaien als over mensen. Een leerling las op een avond het sprookje ‘Bomen op de Maan’ aan Kong Nai voor. Hij improviseerde een lied over zijn broer die als een kraai zijn nest verliet, het had iets van een kinderliedje, het was een klaagzang. Deze taal, deze poëzie is verweven met deze van bloed doordrenkte grond. Mijn sprookje was de aanleiding geweest voor zijn lied, maar kwam mij plotseling voor als vreemd aan de geschiedenis van dit land.

We volgden Kong Nai naar zijn geboortedorp Kampong Trach. Langs de hoofdweg van dit dorp was zijn broer geëxecuteerd. Kong Nai zelf overleefde ternauwernood de executie van ouderen en gehandicapten. We volgden Kong Nai naar een ritueel dat de Cambodjanen jaarlijks houden. Ze roepen de doden op om in hun midden te komen en vragen hen rust te vinden in het dodenrijk. Hier namen we een prachtig lied op. De Cambodjanen noemen het Smoot. Het is deels Khmer, deels Sanskriet, deels Balai. Een oude vrouw vraagt de geesten van de doden rust te vinden en weg te gaan. In het licht van haar verleden lijkt het haast een smeekbede om te kunnen vergeten.

Terug in Phnom Penh bezocht ik nog eenmaal het schoolgebouw dat door de Rode Khmer gebruikt werd als martel- en ondervragingscentrum. Er hangen duizenden kleine portretjes van de slachtoffers en een van de overlevenden heeft zijn herinneringen omgezet in schilderijen. Het zijn gruwelijke taferelen en plotseling zag ik in mijn verbeelding deze taferelen vervloeien met de reliëfs langs de derde galerij, aan de Zuidzijde van Angkor Wat : de 32 scenes uit de hel.
Experimenten met het materiaal

Uitgangspunt was de werkelijkheid van het Pol Pot-regime in Cambodja te verbeelden in een sprookje. Terug in Nederland zou ik tijd en afstand moeten nemen om te zien hoe dit moest gebeuren.

De tweede reeks van de theatervoorstellingen waren harder, in het theater maken acteurs de ellende van een oorlog persoonlijk. Hoe werkt dit in film?

Op uitnodiging van een aantal theaters besloot ik een mengvorm te maken van theater en film. Driemaal heb ik zogenaamde Lecture Performance gegeven. Deze experimentele montagevoorstellingen bestonden uit schaduwspel, sprookjes, muziek, gefilmde beelden en mijn eigen dagboekfragmenten. De voorstellingen speelden met een tussenpose van twee, drie maanden in Frascati (Amsterdam), Het Net (Brugge) en in de Rotterdamse Schouwburg. Ik merkte dat mijn eigen dagboek de lijm vormde tussen de fragmenten. Ik was de brug tussen het publiek en het materiaal.

Met Gerard Holthuis ben ik gaan monteren om uit te vissen hoe dit werkt op film. We merkten dat van alle verhalen, de gezongen verhalen van Kong Nai het sterkst overeind bleven. Zijn muziek en teksten zijn mooi maar soms vergeet je waar ze werkelijk over gaan. Je wordt als het ware afgeleid door de schoonheid van zijn poëzie. Wegfladderende kraaien zijn lijken, een nest kan een brandend dorp zijn. Archiefbeelden blijken een rijke aanvulling maar zijn onpersoonlijk en scheppen afstand, zeker wanneer het gruwelijke beelden betreft of beelden zoals je al eerder hebt gezien.

Hier bleken de woorden van Fiona Tan weer voorspellend. De animatie zou de brug tussen beide werelden kunnen zijn. Waar het archiefmateriaal te afstandelijk en de poëzie te ondoorgrondelijk blijkt te zijn, kan kinderlijke verbeelding ons hart stelen.

De experimentele schaduwanimatie van Lotte Reiniger was een uitgangspunt. In Cambodja werkten we samen met traditionele schaduwspelers. Deze schaduwpoppen komen uit een andere tijd en blijken in deze film niet te helpen, poppetjes uit de oudheid zijn cryptisch tegen de achtergrond van een moderne oorlog. Onze poppetjes moeten kinderlijk eenvoudig zijn. Een autootje moet een autootje uit 1975 zijn, dat geeft houvast. Een rode khmer soldaatje mag best een klein Russisch geweertje hebben, sommige mensen vluchten op hun fiets de stad uit, sommigen stapvoets met de auto een enkeling had zijn koelkast op een handkar geladen. De absurditeit van deze oorlog dichtbij halen met dagdagelijkse elementen die we zelf ook herkennen, pas dan weten we dat deze absurditeit heel dichtbij is.
[more]
  |  related link


Vorige Volgende